Een uiterst creatief idee
Volkswagen en de Deutsche Bundesbahn ontwikkelden een uiterst creatief idee, toen ze in 1959 een Vertrag zur Bahnbeförderung von Motoren und Getrieben (overeenkomst voor vervoer van motoren en aan aandrijvingen over het spoor) tussen de afzonderlijke productievestigingen van Volkswagen sloten. De oplossing bestond uit gestandaardiseerde bakken, die op kortgekoppelde dubbele eenheden van omgebouwde rongenwagens van het type Rm(r)so 31 konden worden getransporteerd. Ze hadden alleen nog een platte opbouw met een houten bodem, waarop de draagframes voor de bakken waren gemonteerd. Daarbij bood elke dubbele eenheid plaats aan zes bakken, die ofwel met 36 motoren of met 96 versnellingsbakken waren beladen. In 1966 reden de bakkenwagens voor het transport van motoren en versnellingsbakken tussen Hannover en Wolfsburg, Emden en Ingolstadt, evenals tussen Kassel-Baunatal en Emden, Wolfsburg en Ingolstadt en later ook Brussel. Vanaf 1970 kwamen daar nog de bestemmingen Salzgitter, Neckarsulm, Stuttgart en Osnabrück (Karman) bij.
Voorbeeld: Gekoppelde open goederenwagens type Laabs voor containertransport (gekoppelde Klms 440 voorheen Rmrso 31) van de Deutsche Bundesbahn (DB), verhuurd aan Volkswagen AG (VW). Uitvoering zonder handrem, met laadbakdraagframe en Volkswagen transportbakken als belading. Zoals in gebruik omstreeks 1971.
Art.nr. | 46661 |
---|---|
Spoor / Schaalgrootte | H0 / 1:87 |
Tijdperk | IV |
Type | Goederenwagens |
Model: Wagens voor het vervoer van transportbakken. Met schoorwerk en verschillende identificatienummers. Geladen met in totaal zes Volkswagen transportbakken met verschillende nummers. Totale lengte over de buffers ca. 28,2 cm. Geisoleerd wielstel E700580. Trix Express-wielstel E258259.
Officially licensed by Volkswagen.
Bijpassende goederenwagens vindt u onder artikelnummers 46129 en 46139 in het Märklin H0-assortiment en onder artikelnummers 24332 en 24161 in het Trix H0-assortiment.
Find more Märklin explanation videos on our YouTube Channel
Spare parts for our articles can be found here in our spare parts search.
Volkswagen en de Deutsche Bundesbahn ontwikkelden een uiterst creatief idee, toen ze in 1959 een Vertrag zur Bahnbeförderung von Motoren und Getrieben (overeenkomst voor vervoer van motoren en aan aandrijvingen over het spoor) tussen de afzonderlijke productievestigingen van Volkswagen sloten. Containers bestonden toen nog niet, zodat eerst gestandaardiseerde bakken werden ontwikkeld, die in eerste instantie op kortgekoppelde dubbele eenheden van lagebakwagens (zonder rongen) van het type R10 werden getransporteerd. Vanaf september 1959 werden motoren en versnellingsbakken over het spoor tussen de VW-fabrieken in Wolfsburg en Hannover getransporteerd. In plaats van de oude R10-wagens werden vanaf 1965 de nu omgebouwde rongenwagens van het type Rm(r)so 31 gebruikt. Er ontstonden toen opnieuw kortgekoppelde eenheden van telkens twee wagens type Klms 440. Bij deze wagens vervielen de rongen, de zij- en kopwanden, de handremmen, de remplatforms en de remmershuisjes. Ze hadden alleen nog een platte opbouw met een houten bodem, waarop de draagframes voor de bakken waren gemonteerd. De transportbakken zelf hadden weliswaar verschillende hoogten (1.546, 1.765 of 2.330 mm), maar dezelfde bodemafmetingen (2.900 x 2.650 mm), omdat ze in de draagframes van de wagens moesten passen. De transportbakken boden per lading plaats aan 36 motoren of 96 versnellingsbakken. Bij de binnen- en tussenwanden waren geleidingsrails aangebracht, waarop kleine verrijdbare draagstellen met het betreffende aantal motoren of versnellingsbakken konden worden geschoven. Voor het laden en lossen waren de zijwanden van de bakken voorzien van kleppen en deuren met een centrale vergrendeling. In 1966 reden de wagens voor het transport van motoren en versnellingsbakken tussen Hannover en Wolfsburg, Hannover en Emden en Hannover en Ingolstadt, evenals tussen Kassel-Baunatal en Emden, Wolfsburg en Ingolstadt en later ook Brussel. Met het begin van de fabricage van motoren en versnellingsbakken in de VW-fabriek in Salzgitter vanaf 1970 en de inlijving van Audi NSU Auto Union AG in het VW-concern kwamen daar de bestemmingen Salzgitter, Neckarsulm, Stuttgart en Osnabrück (Karman) bij. Als bijzonderheid bij het rangeren van deze wagens moet nog het volgende worden genoemd: Ze hadden een "bergverbod” en moesten om de afloophelling te vermijden in de uitrijgroep worden geschoven en mochten beslist niet te snel oprijden. Maar al tegen het eind van de jaren '60 werden de draagwagens langzaam verdrongen door verschillende types schuifwand- en schuifdakwagens, omdat hierbij geen bakken nodig waren en de draagstellen met motoren en versnellingsbakken direct konden worden geladen. En zo waren de bakkentransportwagens in de jaren '80 alweer geschiedenis.