Voorbeeld: Elektrische locomotief serie E 10.12 van de Deutsche Bundesbahn (DB). Sneltreinlocomotief met aerodynamisch front (Bügelfalte, persplooi), hoogvermogendraaistellen en frontschort. Kleurstelling in kobaltblauw/beige als treklocomotief voor de legendarische Rheinpfeil. Bedrijfsnummer E 10 1267. Zoals in gebruik rond 1963.
Art.nr. | 39126 |
---|---|
Spoor / Schaalgrootte | H0 / 1:87 |
Tijdperk | III |
Type | Elektrische locomotieven |
Model: Met digitale decoder mfx+ en uitgebreide geluidsfuncties. Geregelde hoogvermogenaandrijving centraal ingebouwd. Vier aangedreven assen. Antislipbanden. Met de rijrichting wisselend driepuntsfrontsein en 2 rode sluitseinen in conventioneel bedrijf, digitaal schakelbaar. Frontseinen aan loczijde 2 en 1 elk afzonderlijk digitaal uitschakelbaar. Wanneer het frontsein aan beide zijden van de loc is uitgeschakeld, is aan weerszijden de dubbele A-verlichting ingeschakeld. Machinistencabineverlichting digitaal schakelbaar. Verlichting met onderhoudsvrije warmwitte resp. rode ledlampjes. Stroomafnemer als digitale functie afzonderlijk op en neer beweegbaar. Gemonteerde metalen handgrepen. Remslangen, schroefkoppeling en een gesloten frontschort worden meegeleverd. Machinistfiguur in machinistencabine 1. Lengte over de buffers ca. 18,9 cm.
Twee bijbehorende wagensets "Rheinpfeil” vindt u onder de artikelnummers 43881 en 43882.
Find more Märklin explanation videos on our YouTube Channel
Spare parts for our articles can be found here in our spare parts search.
Eenmalige serie.
39126 – “Rheinpfeil“ met elektroloc E 10.12 Om te voldoen aan de enorme vraag van reizigers naar de in mei 1951 door de Deutsche Bundesbahn weer in het leven geroepen “Rheingold-Express“ (Hoek van Holland - Bazel), voerde de DB al in 1952 een hoogwaardige tweede dagtrein door het schilderachtige Rijndal in: de F 21/22 “Rhein-Pfeil“ tussen München en Dortmund. Maar de naam “Rhein-Pfeil“ hield slechts een jaar stand. Pas in de zomerdienstregeling van 1958 dook de naam weer op, nu als F 21/22 “Rheinpfeil“ op hetzelfde traject als voorheen. Een bekende auteur omschreef het als volgt: “Rheingold en Rheinpfeil zijn, om in familietermen te praten, broers en de Loreley is hun nichtje.“ Om de vroegere luxe te kunnen bieden, besloot de DB in 1960 om exclusieve en uiterst comfortabele rijtuigen voor deze “Rheingold“ en overeenkomstige “Rheinpfeil” te bouwen. Enthousiast kondigde het bedrijf in 1962 zijn toekomstige topaanbod aan: “Een grote naam in het Europese spoorwegbedrijf krijgt een hele nieuwe glans.” Voor de twee prestigetreinen kocht de DB vier nieuwe rijtuigtypes. Naast de van normale sneltreinen bekende coupérijtuigen met zijgang (type Av4üm-62/63) was er voor het langeafstandsverkeer nu voor het eerst een doorgaande coupé (type Ap4üm-62/63). Heel bijzonder waren de panoramarijtuigen (dome cars - type AD4üm-62/63), waarvan de verhoogde, van boven tot onder van glas voorziene observatieplatforms de reizigers vrij zicht op het geweldige landschap boden. Hier en in de doorgaande coupés konden de stoelen worden gedraaid, zodat de reizigers altijd met hun gezicht in de rijrichting konden zitten. Met drankjes en kleine snacks nodigde de bar in het panoramarijtuig uit om lekker te blijven zitten. Zakenreizigers konden in het schrijfcoupé kun opdrachten laten uitvoeren. De nieuwe restauratierijtuigen (type WR4üm-62/63) hadden een dubbeldeks bedrijfsgedeelte, dat hen al snel de bijnaam “Buckelspeisewagen” (gebocheld restauratierijtuig) opleverde. Dubbeldeks om meer plaatsen in de restauratieruimte onder te kunnen brengen. Voor aangename temperaturen in de wagen zorgden de met goud gecoate ruiten en uiteraard de klimaatregeling. Locs en rijtuigen waren van buiten gemakkelijk te herkennen aan de chique, tweekleurige lak, met kobaltblauwe balustrade en beige vensterband. Bovendien prijkte onder het observatieplatform van de twee voor de Rheinpfeil verworven rijtuigen het opschrift “DEUTSCHE BUNDESBAHN“ in gouden letters. Zowel de “Rheingold“ als de “Rheinpfeil“ konden nu vanwege de voortschrijdende elektrificatie op het Duitse grondgebied door elektrische locomotieven worden getrokken. Als trekloc koos de DB voor een gewijzigde uitvoering van de inmiddels beproefde E 10, die van een nieuwe, meer aerodynamische opbouw (“Bügelfalten"-E 10) moest worden voorzien. Omdat de eerste van deze voertuigen op zijn vroegst pas in de herfst van 1962 beschikbaar zouden zijn, gebruikte men in eerste instantie machines in de blokvormige standaardconstructie met aangepaste aandrijvingen voor 160 km/h. In 1963/64 waren de voor 160 km/h voorziene “Bügelfalten“-E 10 (persplooien) allemaal beschikbaar.
Control Unit | Mobile Station | Mobile Station 2 | Central Station 1/2 | Central
Station 3/2* Mobile Station 2** |
|
---|---|---|---|---|---|
Frontsein | |||||
Regeling pantograaf | |||||
Rijgeluid eloc | |||||
Locfluit | |||||
Regeling pantograaf | |||||
Directe regeling | |||||
Piepen van remmen uit | |||||
Cabineverlichting | |||||
Frontsein cabine 2 | |||||
Rangeerfluit | |||||
Rangeersnelheid | |||||
Frontsein cabine 1 | |||||
Ventilator | |||||
Compressor | |||||
Luchtpers | |||||
Bezanden | |||||
Conducteursfluit | |||||
Waarschuwingssein | |||||
Stationsmededeling | |||||
Treinmobilofoon | |||||
Klikken schakelwerk |
* Nieuwe functies van het Central Station 2 (onderdeelnr. 60213, 60214 of 60215) met de software-update 4.2
** New features of the Mobile Station 2 (Part No. 60657/66955) with the Software Update 3.55