Elektrische locomotief.

De draaistroom-pionier. De serie 120 markeert de technologische ommekeer met draaistroomaandrijvingen. Dit principe belooft compacte, uiterst slijtage-arm werkende motoren zonder collectoren, sleepringen, koolborstels en mechanische contacten. Omdat met de draaistroomtechniek een brede draaimoment- en toerentalband beheerst kan worden, is het opdrachtenpakket voor deze nieuwe ontwikkeling qua wensenlijst breed opgezet. De BR 120 moet 200 km/h snelle InterCity-treinen en 5.400 t zware goederentreinen trekken, bovendien met keertreinregeling en elektrische rem uitgerust zijn. De DB bestelt in 1977 vijf testmachines, die op rollenbanken, bij testritten en in de bedrijfsinzet grondig getest worden. Optrekken, trekkracht, versnelling, loopeigenschappen, remvermogen, energievraag en stabiliteit staan op het programma. Vergelijkende tests met andere locfabrikaten en optrekproeven op de Lötschberg- en Semmering-hellingen bevestigen het prestatievermogen van de techniek. Het snelheidsrecord wordt op 265 km/h bijgesteld. Tijdens de testfase vloeien nieuwe ontwikkelingen in, bijvoorbeeld microprocessoren voor de snellere regeling. Steeds weer worden componenten verbeterd, tot alle vijf machines in 1982 technisch op hetzelfde niveau gebracht zijn en het predikaat geschiktheid voor serieproductie krijgen. Tijdens de meerjarige ontwikkelingsfase is echter de aanschafpolitiek veranderd. In plaats van allround-locs geeft men weer de voorkeur aan speciale locs op basis van gemeenschappelijke ontwikkelingsplatforms met veel identieke onderdelen. Van de BR 120 wordt daarom alleen een eerste bouwserie van 60 stuks aangeschaft. De vijf prototypen, waartoe ook het voorbeeld voor ons model behoort, worden verder voor proeven gebruikt.