Diesellocomotief in dubbeltractie.

"Dubbele Lotje". Na de Tweede Wereldoorlog was de V 36 praktisch de enige seriediesellocomotief, die de jonge DB en de DR in de DDR ter beschikking stond. Ongeveer 120 van de van 1937 tot 1944 gebouwde machines waren nog aanwezig, nog eens 30 locs liet de DB op dezelfde basis nabouwen. Ze werden in de rangeerdienst en op aanbrenglijnen ingezet. Voor het bedrijf op de trajecten met lichte reizigers- of goederentreinen kon de 360 pk sterke locomotief tot de gemiddelde vermogensklasse opgewaardeerd worden. Reeds in het ontwerp van de V 36 was een vereenvoudigde dubbele tractie rug aan rug gepland. Door de overgangsdeuren waren beide cabines tegenoverliggend toegankelijk, de communicatie daartussen was direct mogelijk. Het tweemansbedrijf was toen zonder meer de regel bij dit type loc, in paarsgewijze bedrijf waren de arbeidsplaatsen door de bufferbalken gescheiden. De mechanische verbinding van de rijschakelaars van beide locs en de regeling vanuit één cabine waren met beperkingen mogelijk. De in 1949 verschenen roman van Erich Kästner gab de dubbelloc haar bijnaam. De optie van de dubbele tractie werd steeds weer gebruikt, tot uiteindelijk de compacte V 100 in voldoende aantallen beschikbaar was. Tegenwoordig treffen we soms nog twee museumlocomotieven als bijzondere attractie voor de "Dubbele Lotje" aan.