Art.nr. | 36249 |
---|---|
Spoor | H0 |
Schaalgrootte | 1:87 |
Tijdperk | III |
Type | Stoomlocomotieven |
Model: Met digitale mfx-decoder en uitgebreide geluidsfuncties. Speciale motor in de ketel. 3 aangedreven assen. Antislipbanden. Metalen ketel. Rookset 72270 standaard ingebouwd. Met de rijrichting wisselend tweepuntsfrontsein en ingebouwde rookgarnituur in conventioneel bedrijf, digitaal schakelbaar. Verlichting met onderhoudsvrije warmwitte lichtdiodes (ledlampen). Door snelheid bekrachtigde kortkoppeling tussen loc en tender. Achter aan de tender een door snelheid bekrachtigde kortkoppeling met NEM-schacht. Aan de voorzijde van de locomotief een kortkoppeling met NEM-schacht. Sleeptender van de serie 50. Met machinist- en stokerfiguur. Lengte over de buffers 19,4 cm.
Eenmalige serie.
Het standaard typeprogramma van de DRG omvatte in eerste instantie geen locomotieven voor zijlijnen, omdat de aanschaf van nieuwe machines voor de hoofdlijnen prioriteit had. Pas later werd besloten tot nieuwbouw van de zijlijnmachines van serie 24 (sleeptender), 64 en 86. De eerste 17 machines van serie 24 werden in 1928 geleverd door Schichau (24 001-010) en Linke-Hofmann (24 031-037). Een jaar later reden al 69 van deze machines, die met maar liefst 900 pk een snelheid van 90 km/h haalden, op de trajecten naar Stuttgart, Stettin, Schwerin, Regensburg en Münster. Serie 24 was in veel opzichten gelijk aan tenderloc 1’C1’ van serie 64. Opvallend was de vanwege de gunstigere massaverdeling ver naar voren verplaatste ketel. Daardoor lag de schoorsteen niet meer op de aslijn van de cilinders, zoals bij de andere standaard locs het geval was. De laatste van in totaal 95 locs van serie 24 werd pas in 1940 geleverd. Aan het einde van de jaren 30 gingen de meeste machines naar Oost-Pruisen, waar ze op lange zijlijnen reden. Daardoor kreeg de loc ook zijn bijnaam "Steppenpaard". Het is daarom niet verwonderlijk dat na de Tweede Wereldoorlog bijna de helft van de machines zich buiten de twee Duitse staten bevond. De latere Deutsche Bundesbahn liet in totaal 42 machines herbewerken. Eén ombouw baarde na de oorlog veel opzien: Het testinstituut voor locomotieven en motorwagens in Göttingen zocht in 1948 een lichte loc voor personentreinen voor het uitvoeren van meetritten. Het instituut vond hiervoor in Husum de daar uitgerangeerde 24 061. Bij een keuring kreeg de loc voor een uitbreiding van zijn inzetradius een vierassige tender type 2’2’T26 in plaats van de normale drieassige tender. Vanaf maart 1949 werd deze loc (LoB 19.380 mm, gewicht 107 t) gebruikt voor tests en boekte hij daarmee uitstekende resultaten. Veel lof kreeg vooral de bijzonder rustige loop van de loc, die deels ook terug te voeren was op de vierassige tender. In augustus 1953 moest de machine weer terug voor inzet in de reguliere dienst. Deze unieke machine werd in november 1962 bij opstelterrein Lübeck uit dienst genomen. Bij de DB werd de 24 ingezet in het noorden en vooral het westen van de republiek. Aan het begin van de jaren 60 vormden railbussen en nieuwe diesellocs steeds zwaardere concurrentie voor deze locs voor personentreinen. Al in 1965 en 1966 werden daarom de laatste vijf exemplaren bij de spoorbedrijfdepots Rahden en Rheydt uitgerangeerd. Toen op 19 augustus 1966 de 24 067 door opstelterrein Rheydt uit dienst werd genomen, was dit hoofdstuk bij de DB definitief uit.
Control Unit | Mobile Station | Mobile Station 2 | Central Station 1/2 | Central Station 3/2 | |
---|---|---|---|---|---|
Frontsein | X | X | X | X | X |
Rookgarnituur | X | X | X | X | X |
Rijgeluid stoomloc | X | X | X | X | X |
Locfluit | X | X | X | X | X |
Directe regeling | X | X | X | X | X |
Piepen van remmen uit | X | X | X | X | |
Bel | X | X | X | X | |
Rangeerfluit | X | X | X | X | |
Stoom afblazen | X | X | X | X | |
Luchtpomp | X | X | X | ||
Kolen scheppen | X | X | X | ||
Schudrooster | X | X | X | ||
Injecteur | X | X | X | ||
Generatorgeluid | X | X | X |