Art.nr. | 26603 |
---|---|
Spoor | H0 |
Schaalgrootte | 1:87 |
Tijdperk | II |
Type | Treinsets |
Model: Locomotief met digitale decoder mfx+ en uitgebreide geluidsfuncties. Geregelde hoogvermogenaandrijving met vliegwiel in ketel. 5 aangedreven assen, antislipbanden. Locomotief en tender grotendeels van metaal. Geschikt voor rookgarnituur 72270. Met de rijrichting wisselend tweepuntsfrontsein en naderhand in te bouwen rookgarnituur traditioneel in bedrijf, digitaal schakelbaar. Derde treinnaderingslicht voor aan de locomotief en aan de tender afhankelijk van de rijrichting afzonderlijk digitaal inschakelbaar. Verlichting met onderhoudsvrije warmwitte lichtdiodes (ledlampen). Kortkoppelingsmechanisme met schaargeleiding tussen loc en tender. Voor op de loc en achter op de tender door snelheid bekrachtigde kortkoppeling met NEM-schacht. Kleinst berijdbare boogradius 360 mm. Zuigerstangafscherming en remslangen worden meegeleverd. 2 open goederenwagens beladen met gezaagd hout. Bagagewagen met werkende staartlichten. Totale lengte over de buffers ca. 73 cm.
Eenmalige serie.
Voor de steile Beierse trajecten schafte de Bayerische Staatsbahn al in 1911 in totaal 15 locomotieven uit serie G 5/5 aan. De vijfvoudig gekoppelde machines waren in lijn met de Beierse tradities als 4-cilinder compoundstoommachines (quadriple-expansie) geconfigureerd. De machines genereren rond 1.650 psi en overtroffen daarmee alle andere loctypes van de deelstaatspoorwegen met afstand. Een modern accessoire was een stavenframe. In elk gietstuk was een inwendige hogedrukcilinder en een uitwendige lagedrukcilinder samengevoegd. Een uitwendige Heusinger-aansturing met hangijzer zorgde via de gemeenschappelijke cilindrische schuif van de hoge- en lagedrukcilinder voor de stoomverdeling. Alle vier de cilinders werkten op het derde koppelingswielstel. In 1920 volgden op de machines uit de eerste serie meer locs, die nu van een grotere cilinderdiameter, een grotere oververhitter en een voorverwarmer met bijbehorende voedingspomp waren voorzien. Daardoor hadden zij iets meer vermogen dan de locs van vóór de oorlog. Verder werd de voorheen "luchtige" cabine vervangen door de inmiddels gangbare uitvoering, voor betere bescherming van het locpersoneel. Tot 1924 zijn in totaal 80 locs uit de vervolgserie geleverd en in bedrijf genomen. De G 5/5 was de sterkste machine met 5 askoppelingen van alle locs op de Duitse deelstaatspoorwegen en kon bij een stijging van vijf promille lasten tot 1.210 ton trekken met een snelheid van 40 km/h. Daarmee liet hij zowel de Pruisische G 10 en G 12 als de latere DRG-series 50 en 52 met gemak ver achter zich. De DRG nam nog slechts zeven machines uit de eerste serie over, met de nummers 57 501-507. De vervolgserie ging echter in zijn geheel naar de Deutsche Reichsbahn, deze machines kregen de nummers 57 511-590. Na de Tweede Wereldoorlog waren er nog slechts 17 machines in handen van de DB, de meeste uitgerangeerd.
Control Unit | Mobile Station | Mobile Station 2 | Central Station 1/2 | Central Station 3/2 | |
---|---|---|---|---|---|
Frontsein | X | X | X | X | X |
Contact rookgarnituur | X | X | X | X | X |
Rijgeluid stoomloc | X | X | X | X | X |
Locfluit | X | X | X | X | X |
Directe regeling | X | X | X | X | X |
Piepen van remmen uit | X | X | X | X | |
Treinpasseerlicht | X | X | X | X | |
Rangeerfluit | X | X | X | X | |
Stoom afblazen | X | X | X | X | |
Kolen scheppen | X | X | X | ||
Schudrooster | X | X | X | ||
Luchtpomp | X | X | X | ||
Waterpomp | X | X | X | ||
Injecteur | X | X | X | ||
Rangeersnelheid | X | X | X |