BR E 10, DB | Spoor H0 - Art.nr. 39110

Elektrische locomotief.

Voorbeeld: Serie E 10 van de Deutsche Bundesbahn (DB). Sneltreinlocomotief in staalblauwe basiskleurstelling. Met rondlopende regengoot, Schweiger-ventilator met horizontale lamellen en 3 frontseinen. Aflevertoestand ca. 1958.

) X e h N i T 3
Elektrische locomotief.
Elektrische locomotief.

De belangrijkste gegevens

Art.nr. 39110
Spoor / Schaalgrootte H0 / 1:87
Tijdperk III
Type Elektrische locomotieven
Vanaf fabriek uitverkocht.
Neem contact op met uw lokale dealer
Dealer zoeken

Highlights

  • Compleet nieuwe constructie van de BR E 10/E 40.
  • Metalen uitvoering.
  • Hoogvermogenaandrijving Softdrive Sinus in compacte constructie.
  • mfx-decoder en soundgenerator.
  • Product

    Model: Met Digital-decoder mfx en serieel schakelbare geluidsfuncties. Hoogvermogenaandrijving Softdrive Sinus, onderhoudsarme motor in compacte constructie centraal ingebouwd. 4 assen over cardan aangedreven, antislipbanden. Driepuntsfrontsein en 2 rode sluitseinen met onderhoudsarme, warmwitte LED’s resp. rode LED’s traditioneel in bedrijf, digitaal schakelbaar. Gemonteerde handrails van metaal. Cabine met interieur, gemonteerd stelwiel. Gemonteerde dakloopplanken.
    Lengte over buffers 18,9 cm.

    Viele Tutorials, Produktvideos und Reportagen über die Welt der Modelleisenbahn finden Sie in unserem Märklin YouTube Channel.

    Ersatzteile zu unseren Artikeln finden Sie hier in unserer Ersatzteilsuche.

  • Productinfo

    - Folder nieuwe modellen 2009 - Totale programma 2009/2010 - Totale programma 2010/2011
  • Grootbedrijf

    E 10 – 50 jaar en nog niet moe. Na de stichting van de Deutsche Bundesbahn was het belangrijkste doel van de jonge onderneming het verouderde tractiepark te vernieuwen. Een wezenlijk doel was de economisch gezien omslachtige stoomtractie door diesel- en elektrische locomotieven te vervangen. Daarom besloten de verantwoordelijke specialisten van de Bundesbahn in 1950 tot een eenheidslocprogramma, dat 4 verschillende typen met in wezen dezelfde constructieve onderdelen omvat. Voor de sneltreindienst accordeerde men na intensieve proeven tot 5 voorserielocomotieven van de serie E 10.0 tot de serie E 10.1 tot E 10.3, die vanaf 1956 in meerdere series 379 maal door de firma’s Krauss-Maffei, Krupp, Henschel-Werke (mechanische deel) en SSW (Siemens-Schuckert-Werke), AEG en BBC (elektrische deel) aan de Bundesbahn geleverd moesten worden. Een gelaste bakopbouw met enkelvoudige, later dubbele lampen en ventilatorroosters rustte op gelaste draaistellen in een bakconstructie met draaitappen. Vanaf de E 10 288 werd de elegantere „Bügelfalten”-locbak van de E 10.12 ook bij de normale E 10 gebruikt, die vervolgens als BR E 10.3 ingedeeld werd. De locomotieven werden met een indirect werkende persluchtrem type Knorr uitgerust, voor het rangeren met een direct werkende extra rem en bovendien met een elektrische weerstandsrem die met de persluchtrem gekoppeld was. De E 10 kreeg ook de bij de voorserielocomotieven beproefde Gummiringfeder-aandrijving en vier 14-polige tractiemotoren van het type WB 372, die bij latere series zoals de BR 111 en BR 151 toepassing vonden. De transformatoren, waarbij voor het eerst in Duitsland standaard een hoogspanningsregeling gebruikt werd, zijn met olie gekoeld, waaraan een schakelmechanisme met 28 rijtrappen aangesloten is. De E 10 is met een naloopregeling uitgerust, d.w.z. de machinist kiest de rijtrap en het schakelmechanisme loopt de gekozen positie zelfstandig na. Ook beschikken de cabines, waarin de machinist van nu af aan zittend zijn werk verrichten kon, over mechanische en elektrische veiligheidsinrichtingen, die gedurende vele jaren steeds aan de nieuwe standaards aangepast werden. De 85 t zware, 16.490 mm lange en maximaal 140 km/h snelle loc heeft een continu vermogen van 3.700 kW. Gedurende de lange inzet veranderde het uiterlijk door vele ombouwen en moderniseringen evenals de kleurstelling, de aanduiding van de serie (vanaf 1968 BR 110) en het inzetgebied. In het eerste jaar was de E 10 de ruggengraat van het sneltreinverkeer tot snellere, sterkere locs, zoals de BR E 03/103 en daarna de BR 101 hen de loef afstaken. Tegenwoordig zijn de resterende machines in meerderheid in de regionale dienst onderweg.

  • Digitale functies

    Control Unit Mobile Station Mobile Station 2 Central Station 1/2 Central Station 3/2*
    Mobile Station 2**
    Frontsein
    Ventilator
    Locfluit
    Directe regeling
    Frontsein cabine 2
    Frontsein cabine 1

    * Nieuwe functies van het Central Station 2 (onderdeelnr. 60213, 60214 of 60215) met de software-update 4.2

    **Neue Möglichkeiten und Ausstattungsmerkmale der Mobile Station 2 (Art.-Nr. 60657/66955) mit dem Software Update 3.55

Waarschuwing

Let op: Niet voor kinderen onder de 3 jaar