BR 18.3 DRG | Spoor H0 - Art.nr. 39020

Sneltreinlocomotief met getrokken tender.

Voorbeeld: Stoomlocomotief serie 18.3 van de Deutsche Reichsbahn Gesellschaft (DRG), type 2´C1´h4v. Gebouwd vanaf 1918 als Serie IVh van de Grossherzogliche Badische Staatseisenbahnen. Inzet: Hoogwaardig reizigersverkeer.

( X e h E U 2
Sneltreinlocomotief met getrokken tender.
Sneltreinlocomotief met getrokken tender.

De belangrijkste gegevens

Art.nr. 39020
Spoor / Schaalgrootte H0 / 1:87
Tijdperk II
Type Stoomlocomotieven
Vanaf fabriek uitverkocht.
Neem contact op met uw lokale dealer
Dealer zoeken

Highlights

  • Bijzonder filigreine metalen constructie.
  • Hoogvermogenaandrijving met regeling en instelbare rijeigenschappen.
  • Rijgeluid afhankelijk van de snelheid synchroon met omwenteling wielen.
  • Stoomfluit.
  • Product

    Model: Geregelde Softdrive-Sinus-hoogvermogenaandrijving in compacte constructie met Digital-decoder mfx en soundgenerator. 3 assen aangedreven, antislipbanden. Tender van metaal. Kortkoppeling tussen loc en tender verstelbaar in relatie met de spoorboog. Rookgarnituur 72270 naderhand in te bouwen. LED-driepuntsfrontsein wisselt met de rijrichting en naderhand in te bouwen rookgarnituur traditioneel in bedrijf, digitaal schakelbaar. Op de tender mechanisch geleide kortkoppeling met NEM-opnameschacht.
    Berijdbare minimumboogstraal 360 mm.
    Lengte over buffers 26,7 cm.

    Dit model vindt u in gelijkstroom-uitvoering in het Trix H0-assortiment onder art. nr. 22180.

    Viele Tutorials, Produktvideos und Reportagen über die Welt der Modelleisenbahn finden Sie in unserem Märklin YouTube Channel.

    Ersatzteile zu unseren Artikeln finden Sie hier in unserer Ersatzteilsuche.

  • Productinfo

    - Folder nieuwe modellen 2008 - Totale programma 2008/2009 - Totale programma 2009/2010
  • Grootbedrijf

    Badische IV h - De gecompliceerde Schoonheid. De Grossherzogliche Badische Staatsbahn bestelde in 1915 bij Maffei in München 20 locomotieven met de asindeling 2"C1" (Pacific) om de Rheintalbahn effectiever te kunnen bedienen. De als IV h aangeduide locomotief moest voornamelijk tussen Mannheim en Basel ingezet worden en daarom werd de constructie compromisloos als sneltreinlocomotief voor het vlakke land ontworpen. De doorsnede van de aandrijfwielen met 2.100 mm werd alleen door een loc met dezelfde asindeling door de 18 201 van de Deutsche Reichsbahn overtroffen. De maximumsnelheid werd niettemin op 110 km/h ingesteld, wat remtechnische redenen had. Op basis van de resultaten van de Eerste Wereldoorlog werd de loc van 1918 tot 1920 in 3 series aangeschaft. Toen in 1920 de laatste IV h door de fabrikant overgegeven werden, was de Badische Staatsbahn reeds in de Deutsche Reichsbahn opgenomen, die alle 20 locomotieven als serie 18.3 in haar bestand indeelde. De machines werden in het Bw Openburg gestationeerd en waren de paradesneltreinlocs op de Rheintalstrecke en ook heel vaak voor de nieuwe luxe trein van de Reichsbahn, de Rheingold, aan te treffen. Maffei construeerde voor de IV h een viercilinder compounddrijfwerk, waarbij de binnenliggende cilinders ver naar voor gepositioneerd zijn en de loc haar onmiskenbare voorkomen geeft. Hoewel de ketel van de IV h toentertijd de grootste in Duitsland was, beschikte hij niet over al te grote reserves, omdat de waterinhoud relatief klein bemeten was. De oververhitteroppervlakte was evenzo klein bemeten, waardoor de stoom slechts een temperatuur van 330 °C bereiken kon. Op grond van deze feiten was het verbruik aan water en kolen relatief hoog en lag wezenlijk boven die van de latere eenheidslocomotieven van de Deutsche Reichsbahn Gesellschaft. Ook de tender draagt aan het karakteristieke aanzien van de loc bij. Hij is ongewoon kort met een draaistel en heeft twee eng aan elkaar gelagerde assen in het frame. De Badische IV h was tijdens haar inzet op basis van haar gecompliceerde techniek noch bij het locpersoneel, noch bij de administratieve diensten bijzonder populair en werd op de prestigieuze Rheintallijn relatief snel door de nieuwe eenheidsserie 01 verdrongen. Ze werd successievelijk naar Noord-Duitsland afgegeven, tot alle 20 locomotieven in 1942 in Bremen gestationeerd waren. Haar inzetgebied was voornamelijk het Noord-Duitse vlakke land, waarvoor ze het beste geschikt was en ook het nieuwe locomotiefpersoneel kon zich met de gecompliceerde compound van hoge- en lagedrukcilinders beter vereenzelvigen. Na inbouw van sterkere remmen werd de maximumsnelheid naar 140 km/h verhoogd en het vermogen van de serie 18.3 overschaduwde menige jongere sneltreinlocomotief. Op één na doorstonden alle locomotieven van de serie 18.3 de Tweede Wereldoorlog, waarvoor de jonge Deutsche Bundesbahn geen toepassing vond en ze buiten dienst stelde. Met de wederopbouw van de infrastructuur en de normalisering van het spoorverkeer groeide de behoefte aan snelle testlocomotieven en de Deutsche Bundesbahn zag zich tot de reconstructie van drie, reeds afgestelde locomotieven van de serie 18.3, genoodzaakt. De locomotieven werden dienovereenkomstig gemodificeerd en leverden vele jaren waardevol werk voor het Lokomotiv-Versuchsamt in Minden. De 18 316 bereikte tijdens een testrit in Oostenrijk op het traject Kufstein-Wörgl de snelheid van 162 km/h en werd zo de snelste Länderbahn-locomotief. Pas in 1969 werden de beide laatste locomotieven afgesteld en de mooie locomotieven zijn als monumenten voor het Länderbahn-tijdperk bewaard gebleven.

  • Digitale functies

    Control Unit Mobile Station Mobile Station 2 Central Station 1/2 Central Station 3/2*
    Mobile Station 2**
    Frontsein
    Contact rookgarnituur
    Locfluit
    Rijgeluid stoomloc
    Directe regeling
    Luchtpomp
    Piepen van remmen uit
    Rangeerfluit
    Stoom afblazen
    Kolen scheppen
    Schudrooster

    * Nieuwe functies van het Central Station 2 (onderdeelnr. 60213, 60214 of 60215) met de software-update 4.2

    **Neue Möglichkeiten und Ausstattungsmerkmale der Mobile Station 2 (Art.-Nr. 60657/66955) mit dem Software Update 3.55

Waarschuwing

Let op: Niet voor kinderen onder de 3 jaar